Hanna van de Voort groeide op in Tienray. Zij werkte als kraamverpleegster en had daarom goede contacten in de regio. In het verzet stond zij bekend als tante Hanna. Naast de 123 Joodse kinderen die zij bij pleegzinnen onderbracht, was ze ook betrokken bij de pilotenhulp en bij het helpen ontsnappen van Franse krijgsgevangenen. Op 1 augustus 1944 werd van de Voort gearresteerd en kwam zij in Kamp Vught terecht. Tijdens haar verhoren werd zij gemarteld, maar liet ze niets los. Meer dan een week later kwam zij weer vrij.